recht voor zijn raap (a) (gedrag) | uppriktig (a) (gedrag) |
recht voor zijn raap (a) (gedrag) | rättvis (a) (gedrag) |
recht voor zijn raap (a) (gedrag) | rättfram (a) (gedrag) |
recht voor zijn raap (a) (gedrag) | ohöljd (a) (gedrag) |
recht voor zijn raap (a) (gedrag) | ärlig (a) (gedrag) |
recht voor zijn raap (a) (gedrag) | öppen (a) (gedrag) |
recht voor zijn raap (a) (gedrag) | hederlig (a) (gedrag) |
recht voor zijn raap (a) (gedrag) | öppenhjärtig (a) (gedrag) |
recht voor zijn raap (a) (gedrag) | opartisk (a) (gedrag) |